MEDEDEELINGEN OVER HET WERK GODS IN ONZE DAGEN.

Ierland. - De Heer Richard Weaver heeft te Dublin gedurende veertien dagen iederen avond het evangelie verkondigd. Een aantal Roomsch-Katholieken waren er onder zijn gehoor en zeer velen hebben vrede gevonden door het bloed des kruises. Ook vele anderen, die reeds eenigen tijd over den toestand hunner ziel nadachten, werden van hunne zaligheid verzekerd. Eene jonge Roomsche vrouw, die vrede gevonden had, zeide: "De helft was mij niet aangezegd. Ik ben zoo dankbaar, zoo gelukkig. Kunnen de engelen in den hemel nog gelukkiger zijn dan ik?" Een jonge man drukte zijne verwondering uit, dat hij niets anders te doen had, dan op Jezus te vertrouwen. Men had hem altijd gewezen op de kerk en de priesters, en het was in waarheid eene blijde boodschap voor hem, dat alles wat hij doen moest was in God te gelooven door Jezus Christus. Een jong meisje dat tot vrede gekomen was werd door haren vader buiten de deur gezet omdat zij van Jezus sprak. Zij zal door het hemelsch huisgezin verzorgd worden. Een doofstom kind voor wiens behoud wij God gedankt hadden verhaalde ons op de vingers, dat zij nog altijd op het bloed des Lams vertrouwde.

Eene jonge dame, ook Roomsch, bezocht deze prediking. Zij was zeer getroffen door de gezangen en door Lukas 15. Den volgenden avond kwam zij weêr terug. Wij spraken na het eindigen met haar en zij was zeer verlangend gelukkig te worden. Zij wilde echter, zooals zij zeide, hare godsdienst niet verlaten, daar had zij een afschrik van. Wij bepaalden haar bij eene zaak, namelijk bij den verlorenen toestand des menschen en bij Gods hulp voor dien toestand. Daarna toonden wij haar aan dat Christus eenmaal voor de zonden was opgeofferd, Hij de regtvaardige voor de onregtvaardigen om ons tot God te brengen. Zij was, zeide zij, eene van die onregtvaardigen, en daar Jezus Christus de regtvaardige voor goddeloozen stierf, zoo stierf Hij ook voor haar. Het licht des evangelies begon in haar hart te schijnen, de kennis van den Zoon Gods gaf vrijheid aan hare ziel. Zij vraagde dat wij met haar zouden bidden, en nadat drie broeders ernstig tot God gebeden hadden, rees zij op en riep uit: "O ik ben zoo gelukkig - zoo gelukkig. O hoe goed, hoe genadig is God!" Het was heerlijk hare vreugde te zien. O de Heer zij gelooft en geprezen voor zijne genade!

 

M.