"Een bedriegelijke weegschaal is den Heer een gruwel,
maar een volkomen weegsteen is Zijn welgevallen." (Vs.1.)
"Als de hoovaardigheid komt, zal de schande ook komen, maar met de
ootmoedigen is wijsheid. (Vs. 2.)
Bedrog en hoogmoed vinden we hier vereenigd. Dikwijls gaan ze in het kwade ook hand aan hand. Maar niets haat de Heer zóó, als hoovaardigheid; ze is de moeder der schande. - Wat het eerste vers betreft, moeten we in het oog houden, dat het daarin gaat om een meten en wegen op bedriegelijke wijze, dus niet alleen om het in voorraad hebben van tweeërlei maat of gewicht, zooals we het in het tiende vers van hoofdstuk 20 vinden. Men bedriegt door verkeerd te wegen dengene, die vertrouwen heeft in een zekere eerlijkheid, welke evenwel niet aanwezig is. Dat vertrouwen wordt niet alleen geschokt, maar ook misbruikt. Dit is voor God een gruwel, en het spreekt vanzelf, dat we niet behoeven te blijven bij het drijven van handel, maar een veel wijdere toepassing aan deze gewichtige woorden mogen geven.
Schoon is het tweede gedeelte van vers 2. De wijsheid, d.i. de kennis der gedachten Gods, - en dat is toch eigenlijk het hoogste, het meest verhevene, wat we ons kunnen denken! - is verbonden met bescheidenheid. Waar geen hooge dunk van zichzelf is, kunnen Gods gedachten een plaats vinden.
Treffende tegenstelling derhalve: met hoogmoed is de schande verbonden; met ootmoed de ware wijsheid!
"De oprechtheid der oprechten leidt hen; maar de
verkeerdheid der trouweloozen verstoort hen." (Vs. 3.)
"Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid, maar de gerechtigheid redt
van den dood." (Vs. 4.)
"De gerechtigheid des oprechten maakt zijnen weg recht; maar de goddelooze
valt door zijne goddeloosheid." (Vs.5.)
"De gerechtigheid der vromen zal hen redden; maar de trouweloozen worden
gevangen in hunne verkeerdheid." (Vs. 6.)
"Als de goddelooze mensch sterft, vergaat zijne verwachting, zelfs is de
allersterkste hoop vergaan." (Vs. 7.)
"De rechtvaardige wordt uit benauwdheid bevrijd, en de goddelooze komt in
zijne plaats." (Vs. 8.)
"De huichelaar verderft zijn naaste door den mond, maar door wetenschap
worden de rechtvaardigen bevrijd." (Vs. 9.)
Het gaat in vers 3, zooals trouwens overal in de Spreuken, om den weg der wijsheid in deze wereld. De oprechten van hart wandelen in oprechtheid, en worden voor struikelen bewaard. Aldus bereiken zij het doel. Hun oprechtheid leidt hen op den goeden weg. De trouweloozen evenwel komen door hun eigen boosheid tot hun verstoring. Belangrijk is het woord uit Johannes 11 : 9: "Indien iemand in den dag wandelt, zoo stoot hij zich niet."
In vers 4 wordt ons opnieuw gezegd, evenals in hoofdstuk 10 vers 2, dat rijkdommen, schatten der goddeloosheld, geen nut doen. Ze kunnen wel tot veel dienen, nl. als het gaat om het voldoen aan allerlei begeerten, maar tegenover Gods toorn beveiligen ze niet. Kunnen ze als een rantsoen, als een losprijs dienen voor den rijke? We weten wel beter. De eenige losprijs is het bloed van Christus, - geen goud of zilver! De gerechtigheid doet het oordeel ontvlieden. Een treffend voorbeeld hiervan is Lot. Sodom werd geheel omgekeerd en aan de verwoesting prijsgegeven. De eenige rechtvaardige in de stad mocht met de zijnen uitgaan. (2 Petr. 2 : 6-9.)
De oprechtheid leidt echter niet alleen de oprechten, neen, ze doet meer: ze maakt, dat er niets verkeerds op den weg komt, doordien de rechtvaardige de zonde niet toelaat. Zoo kan hij dan recht vóór zich uitgaan, zonder af te wijken, zonder te struikelen. Bij den goddelooze is het juist tegenovergesteld: zijn boosheid keert zich tegen hem, en doet hem vallen.
En nóg verder gaat de gerechtigheid.
Als ze heeft geleid, (vers 3.) van den dood heeft gered, (vers 4.)
den weg recht gemaakt heeft, (vers 5.) dan beveiligt ze den
rechtvaardige te midden van verzoekingen en gevaren. (vers 6)
Een treffend voorbeeld hiervan bezitten we in Jozef David, Daniël.
De trouweloozen echter worden als in een net gevangen door hun eigen begeerlijkheden. Zij zijn slaven; onmachtig zich uit hun banden los te rukken; en aldus worden ze een prooi.
De hoop of verwachting (vers 7.) van den goddelooze vergaat met zijn dood. Omdat die hoop gebouwd was op vergankelijke dingen, kon zij evenmin blijven als hij, die de hoop voedde. Vóórdat de wenschen vervuld worden, zijn ze weggenomen. Met de menschen sterven ook de wenschen.
Als de benauwdheid of verdrukking daar is, wordt de rechtvaardige eruit bevrijd. (vers 8.) Het Israëlitische overblijfsel zal het in de toekomst ondervinden. De booze daarentegen, die het kwaad aangesticht heeft tegen den rechtvaardige, wordt er door gegrepen en komt zelf om. Hoe duidelijk zien we het in Daniëls geschiedenis. De leeuwen lieten den knecht Gods onbeschadigd, maar de vijanden werden verscheurd! (Dan. 6 : 24 en 25.)
Dat de huichelaar, de valsche getuige, den rechtvaardige door zijn mond verderft, maar deze door wetenschap wordt bevrijd, hoedanig deze bevrijding dan ook wezen moge, aanschouwen we in Stefanus (Hand. 6: 11 en 7 : 55-60.) en Paulus. (Hand. 24)
Volmaakt ontmoeten we dit in "den getrouwen Getuige," Jezus Christus. Valsche getuigenissen werden tegen Hem en ook tegen diens trouwe dienstknechten ingebracht. Maar in God was de Bron der krachten, en door de kennis van Hem bleven zij staande en werden uitgeholpen. Denken we aan het heerlijke einde van Stefanus, aan Paulus' woorden in 2 Tim. 4 : 17, en aan de profetische woorden van David in Psalm 22, waar aangaande Christus gezegd wordt: "Verhoor mij," of beter: "Gij hebt mij verhoord van de hoornen der eenhoornen" en "Hij heeft gehoord, als die tot Hem riep." (Verzen 22 en 25.)
Op treffende wijze geeft dit zevental verzen ons de praktische gerechtigheid te aanschouwen, zooals ze een oorzaak van bevrijding is voor de rechtvaardigen.