Het Boek der Spreuken.

 

TWEEDE GEDEELTE.

Hoofdstukken 10-24.

 

In zegen zaaien.

Spreuken 11 : 24-31.

 

"Daar is een, die uitstrooit, denwelke nog meer toegedaan wordt; en een, die meer inhoudt, dan recht is, maar het is tot gebrek." (Vs. 24.)

"De zegenende ziel zal vet gemaakt worden, en die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden." (Vs. 25.)

"Wie koren inhoudt, dien vloekt het volk; maar zegening zal zijn over het hoofd des verkoopers." (Vs. 26.)

"Wie het goede vroeg najaagt, zoekt welgevalligheid; maar wie het kwade natracht; dien zal het overkomen." (Vs. 27.)

"Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die zal vallen; maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof." (Vs. 28.)

"Wie zijn huis beroert, zal wind erven, en de dwaas zal een knecht zijn desgenen, die wijs van hart is." (Vs. 29.)

"De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens, en wie zielen vangt, is wijs." (Vs. 30.)

"Zie, den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde, hoeveel te meer den goddelooze en zondaar." (Vs. 3l.)

Deze laatste acht verzen van ons hoofdstuk behelzen algemeene beginselen, welke van toepassing zijn op álle menschen in hun streven, hun bezigheden, enz. Zij mogen een onderwerp van overpeinzing uitmaken voor de zonen der Wijsheid!

"Uitstrooien en nóg toedoen!" Met een zekere voorzorg gebruiken, wat men bezit, tot nut van anderen, en door een wijs beleid daardoor méér ontvangen. De eigenliefde echter laat anderen geen voordeel trekken, maar hoopt op voor zichzelf, zonder echter zelf genot ervan te hebben. Over bepaalde gierigheid is hier geen sprake, maar wel over een karige zelfzucht met haar gevolgen.

"De zegenende ziet zal vet gemaakt worden!" Wanneer men aan anderen geeft, niet denkende aan zichzelf, maar met het oog op den zegen, dien de gave brengen zal aan wie haar ontvangt, dan wordt men zelf er door verkwikt. "Geeft" - zoo zegt het Evangelie - "en u zal gegeven worden: een goede, ingedrukte, en geschudde, en overloopende maat zal men in uw schoot geven, want met dezelfde maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden." (Luk. 6 : 38.)

Hoe vreeselijk is de tegenstelling! "Wie koren inhoudt!" Dus de levensmiddelen, die het volksvoedsel uitmaken, en onontbeerlijk zijn, voor zichzelf houden! Of misschien ook wel opkoopen, en dan daarna onder zijn berusting houden om straks veel te verdienen, zonder zich te bekommeren over de nooden, de ellende van anderen. Op hen, die zóó handelt, rust de vloek van het volk. Wie, omgekeerd, in tijden van schaarschte zijn koren verkoopt, opdat anderen zich zouden kunnen voeden, zal zegeningen op zijn eigen hoofd samenbrengen.

Welk een ernstige les ligt hierin voor alle Christenen!

Thans komt de vraag op: Wat zoeken wij? Is het waarlijk het goede, dat wij najagen. Dan zijn de gunst van God en menschen ons deel. (Luk. 2 : 52.) Maar als het juist omgekeerd is? Mordechaï en Haman, uit het Boek Esther, zijn treffende voorbeelden voor dit tweeërlei streven, met de uitkomsten ervan.

De man, die op zijn rijkdom vertrouwt, valt af gelijk het dorre blad neerdwarrelt. De rechtvaardige daarentegen, die zijn bron heeft in God en niet bouwt op zichzelf of op zijn bezittingen, is als de boom, die aan het water geplant is, en wiens wortelen bevochtigd blijven. Zijn loof groent. Hij wordt verkwikt door den Heiligen Geest, en Christus is de kracht en sterkte zijner ziel. (Zie ook de volgende belangrijke plaatsen: Ps. 1 : 3; Num. 24 : 6; Jer. 17 : 7, 8; Ezech. 47 : 12.)

Welk een ernstige gedachte wordt in verband daarmee naar voren gebracht! "Zijn eigen huis beroeren" is dwaas, ja vermetel! Het heeft de treurigste gevolgen. Misschien moet hier worden gedacht aan het verkeerde, dat te voren genoemd is, in de voorafgaande verzen, waardoor men dan de beroering heeft gebracht. Hoe het zij, als men de door God gewilde en gestelde orde omverwerpt (het huis is een beeld ervan), als men zijn verantwoordelijkheid uit het oog verliest, en zijn van God ontvangen gezag niet gebruikt, wat heeft men dan te verwachten? Tenslotte is alle invloed verloren; men wordt een knecht van hem, die Gods gedachten als richtsnoer genomen heeft, "die wijs van hart is." - Hoe droevig kan het er soms in de gezinnen uitzien! Onderzoeken wij dan in Gods licht onszelf, of wij wellicht met eigen hand ons huis hebben beroerd! En als we dan schuldig staan - God weet álle dingen, en Hij wil ons het kwaad laten zien - laat ons dan belijden: de genade Gods kan herstel geven!

"De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens." Die de rechtvaardigheid zaait als een kiemkrachtig zaad, ontvangt niet alleen voor zichzelf een trouw, een blijvend loon, zooals in vers 18 van ons hoofdstuk staat, maar zal uit het zaad een boom zien opgroeien, een boom des levens. Anderen zetten zich onder dien boom neder; eten van zijn vruchten! Het gaat hier niet alleen om woorden, om de prediking, maar om het geheele getuigenis, om den wandel, om het leven van den rechtvaardige. - Christus is een volmaakt voorbeeld. - De wijze wint de zielen voor zich: zij zijn een schat voor hem. De zonen der Wijsheid willen kinderen voor de Wijsheid gewinnen. Welk een treffend voorbeeld is in dit opzicht de apostel Paulus! Hoe ijverig was hij, en hoe wijs, in het "vangen" van zielen!

In het slotvers van dit hoofdstuk ligt een grondbeginsel, hetwelk in overeenstemming is met den inhoud van het geheele Spreukenboek: 't gaat om Gods regeering. leder hetzij hij God vreest, hetzij hij eigen wegen kiest ontvangt de vrucht van zijn handelingen. Men maait naardat men heeft gezaaid! (Gal. 6 : 7.)

 

Over het geheel gaat het in dit hoofdstuk over de betrekking, waarin de rechtvaardige staat tot de samenleving, zoowel beschouwd in haar geheel als ten opzichte van de enkele personen. Welken invloed oefent de rechtvaardige op zijn omgeving? Telkens wordt er gewezen op het verschil tusschen het karakter der wereld en dat van den rechtvaardige. Praktische gerechtigheid is de grondslag van de verlossing van den rechtvaardige. De eigenliefde en haar droevige gevolgen wordt ons daarna geteekend. Terwijl tenslotte de ware rechtschapenheid ons wordt voorgehouden, en den zegen van het leven voor anderen, van het mildelijk en blijmoedig geven van zijn goederen en zijn krachten tot heil van velen.